Dagen van de week en maanden in het Spaans

Maanden in het spaans

Wordt er in Spanje bij een hotel of instantie naar jouw geboortedatum gevraagd, dan heb je al snel de maanden in het Spaans nodig. Het zijn er maar twaalf zou je denken, maar toch zijn deze mogelijk lastig te onthouden, omdat sommige Spaanse maanden op het Nederlands lijken, maar toch weer net anders gaan. Als je al kunt tellen in het Spaans, dan kun je natuurlijk ook een getal van 1 tot 12 gebruiken om jouw geboortemaand duidelijk te maken, maar hoe leuk is het als je deze Spaanse maanden uit je hoofd kent!

 

Laten we beginnen met wat Spaanse woordenschat:

 

  • een maand = un mes  (niet te verwarren met una mesa = een tafel)
  • de maand = el mes (niet te verwarren met la mesa = de tafel)
  • twee maanden = dos meses
  • anderhalve maand = un mes y medio
  • el primer/segundo/tercer mes = de eerste/tweede/derde maand (alleen segundo eindigt op een -o)
  • ¿Cuál es tu mes favorito? Wat is jouw favoriete maand?
  • Mi mes favorito es junio. Mijn favoriete maand is juni.
  • een week = una semana
maanden Spaans

De maanden van het jaar = los meses del año.

  • januari = enero
  • februari = febrero
  • maart = marzo
  • april = abril
  • mei = mayo
  • juni = junio
  • juli = julio 
  • augustus = agosto
  • september = septiembre
  • oktober = octubre
  • november = noviembre
  • december = diciembre

Ezelsbruggen (werken nog beter als je er zelf een paar bedenkt!). Mayo (mei) is het begin van mayonaise. Julio (juli) is van Julio Iglesias of oorspronkelijk van Julio César (Julius Cesar). Zoals je ziet zijn er 3 maanden in het Spaans die op -iembre eindigen en ze lijken erg op het Nederlands. Toch wisselen de klinkers, dus scherp zijn! In het Spaans begin je een zin met een maand met het voorzetsel “en”. Je spreekt de Spaanse “en” meer uit als de Nederlandse “in”.

 

Ejemplos:

En mayo voy de vacaciones. In mei ga ik op vakantie.

Mi cumpleaños es en diciembre. Mijn verjaardag is in december.

Estoy embarazada de 4 meses. Ik ben 4 maanden zwanger.

Dentro de dos meses voy a ir España. Over (binnen) 2 maanden ga ik naar Spanje.

Dagen van de week in het spaans

Behalve de maanden van het jaar in het Spaans is het ook erg handig om de dagen van het de week in het Spaans te kennen. Zo kun je afspraken maken met mensen en vertellen wat je die dag hebt gedaan of nog gaat doen. De dagen van de week zeg je in het Spaans met het mannelijk lidwoord “el”, omdat het ook “el día” is (de dag). 

Je gebruikt geen lidwoord bij:

Hoy es lunes. Vandaag is het maandag.

 

  • maandag = el lunes
  • dinsdag = el martes
  • woensdag = el miércoles
  • donderdag = el jueves
  • vrijdag = el viernes
  • zaterdag = el sábado
  • zondag = el domingo
Dagen Spaans

Ontvang nu de gratis pdf

met praktische Spaanse zinnen voor op reis.